
De eerste foto die ik heb kunnen achterhalen
Het is wel het minst belangrijk van de website Adriaan van de Hoef vind ik zelf, maar in de mailberichten die ik toegezonden krijg vragen mensen er wel naar. Om voor eens en altijd die prangende vragen uit het ongewisse te halen, hier veel van de antwoorden:
- Mijn geboortedatum en wat er zoal toebehoort is 4 februari 1957, dus een waterman
- In een ziekenhuis (Resusbaby) in Breda aanschouwde ik om 08:14 uur het levenslicht.
Geboren ben ik in Breda. Wat ik me daarvan herinner? Niets. Helemaal niets.
Psychologen hebben onderzocht dat peuters — kinderen tot een jaar of vier — wel degelijk herinneringen kunnen hebben. Maar die zijn meestal verbonden aan heel fijne of juist ingrijpende gebeurtenissen, zo ook die in Tilburg die ik graag voor mijzelf houd. En belangrijker nog: hoe iemand zich die gebeurtenis herinnert, zegt veel. Ziet men zichzelf van een afstandje in de herinnering, dan is de kans groot dat het een overgeleverd verhaal is. Een herinnering die door anderen is verteld, niet door het eigen brein opgeslagen. Want jezelf kun je nu eenmaal niet in de derde persoon herinneren.
En voor de duidelijkheid, voordat zelfbenoemde psychologen zich geroepen voelen mij te corrigeren: dat hoeft niet. Tenzij je daadwerkelijk psycholoog bent en weet waar je het over hebt, hoef je me niet te mailen met wat je op Wikipedia hebt gelezen. Geen arrogantie, gewoon een grens.
Aansluitend op het bovenstaande, een herinnering die het een en ander misschien onderschrijft:
De foto van mij hierboven is genomen in Nieuw-Guinea, omstreeks 1960 of 1961. Hoe ik dat zo zeker weet? Ik was toen drie, misschien vier jaar oud, en herinner me opvallend veel uit die tijd. Zo zie ik het huis nog voor me waarin we toen woonden. Niet in detail — het golfplaten dak en de betonnen vloer zijn latere kennis — maar wel de sfeer, de indrukken, het licht.
Wat ik me dan weer níét herinner: het nemen van die foto. Helemaal niets. Het is een beeld uit een tijd die ik ken, maar niet dat moment zelf. En dat zegt natuurlijk ook weer wat.
Wonende in Tilburg ging de reis dus naar Nieuw-Guinea per boot. Ook daar van bestaat een foto, maar het hele transport is uit mijn geheugen gewist. Wel herinner ik me de terugvlucht naar Nederland, en het daaropvolgende verblijf in een pension in Oisterwijk. Mijn moeder verbleef daar met mijn jongere zusje en mij, in afwachting van mijn vaders terugkeer.
Van die tijd zijn er twee herinneringen die me altijd zijn bijgebleven.
De eerste: ik was zwaar ziek, uitgestelde kinderziekten en dan allemaal in korte periode. Koortsig, ijlend, met hallucinaties waarin speelgoed echt tot leven kwam. Soms in de aardige zin maar doorgaans uiterst eng. Een zakdoek veranderde in een slang — dat beeld is later, veel later, in een kinderverhaal terechtgekomen: Een egel op de wastafel. En poppen lachten om even daarna enge grimassen te trekken. Zo echt was het.
De tweede: mijn zusje ontsnapte ternauwernood aan de dood toen ze bijna werd aangereden. Ze bleef verstijfd op de middenstreep staan, stokstijf van schrik — en dat redde haar leven. Mijn moeder, overmand door angst, gaf haar daarop een klap in het gezicht. Dat bijgebleven beeld is misschien nog wel indringender dan het gevaar zelf.